Genesis 3

De zondeval

God. Ook wel de HEER. Maakt een para­dijs op aar­de. Plant in het mid­den een boom met de aller­lek­ker­ste vruch­ten die je je kunt voor­stel­len, maar die ech­ter niet gege­ten mogen wor­den. Schept een man en vrouw. En een slang die van alle die­ren die God gemaakt had, het sluwst was. En wat denk je? Inder­daad. De slang weet de vrouw om te pra­ten van de boom te eten, die op haar beurt wat van de vruch­ten deelt met de man. Hoe voor­spel­baar is dit?

Maar God grijpt deze (bewust gestuur­de?) gebeur­te­nis aan om de betrok­ke­nen ver­schrik­ke­lijk te straf­fen. Voor­al de vrouw moet het ontgelden:

Tegen de vrouw zei hij:
‘Je zwan­ger­schap maak ik tot een zwa­re last,
zwoe­gen zul je als je baart.
Je zult je man bege­ren,
en hij zal over je heersen.

Je zou geneigd zijn te den­ken dat het hem hier­om te doen is geweest (of in ieder geval de man­ne­lij­ke auteur van deze tekst die over vrou­wen wil heersen). 

Na het uit­de­len van de straf­fen bedenkt God dat nu de mens ken­nis heeft van goed en kwaad (want dat was het geheim van deze zoge­naam­de boom der ken­nis met zijn lek­ke­re vruch­ten) ook de vruch­ten zou gaan eten van de levens­boom waar­door ze onster­fe­lijk zou­den wor­den. Dat mocht natuur­lijk niet gebeu­ren. Dus moesten ze ver­ban­nen wor­den. Wel lijkt het vol­gens de tekst of het alleen de man is die ver­jaagd wordt:

Daar­om stuur­de hij de mens weg uit de tuin van Eden om de aar­de te gaan bewer­ken, waar­uit hij was geno­men. En nadat hij hem had weggejaagd […]

De zon­de­val (ca.1526), Hans Hol­bein de Jon­ge (1497–1543)

Omdat ik tij­dens de stu­die Alge­me­ne cul­tuur­we­ten­schap­pen regel­ma­tig merk dat eni­ge bij­bel­ken­nis wel han­dig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boe­ken’ begonnen.