Zondag, 2 januari 2022

De opdracht voor Inlei­ding cul­tuur­ge­schie­de­nis 1 staat klaar

Zon­dag. Laat­ste dag van de vakan­tie. Met een beter gevoel stond ik op deze och­tend. De mees­te klach­ten waren ver­dwe­nen. Hoog­uit een beet­je wan­kel op de benen. In de loop van de dag trok dat ook weg. Con­clu­sie: ik ben weer opge­knapt bij de aan­vang van een nieuw werk­jaar en om dat te vie­ren aten we wentelteefjes.

Omdat het offi­ci­eel nog steeds vakan­tie was heb ik voor de ver­an­de­ring wei­nig gedaan van­daag. Ik heb geleerd dat je niets moet for­ce­ren op de eer­ste dag dat je je weer wat fit­ter voelt na een paar dagen aan­mod­de­ren met je gezond­heid. Dus voor­na­me­lijk wat admi­ni­stra­tie­ve zaken die al te lang lagen te wach­ten. Plus wat ein­de­jaars opruim­ac­ti­vi­tei­ten, zowel ana­loog als digitaal.

Waar ik hal­ver­we­ge de dag bij toe­val ach­ter kwam was dat de lite­ra­tuur­op­dracht voor Inlei­ding Cul­tuur­ge­schie­de­nis 1 al klaar stond. Ter­wijl ik dacht dat die pas rond mid­der­nacht vrij­ge­ge­ven zou wor­den. Op basis van het laat­ste cij­fer van mijn stu­dent­num­mer is dit het onder­werp waar­voor ik een lite­ra­tuur­lijst moet gaan samenstellen:

Poli­tie­ke cul­tuur in Frank­rijk, ca. 1790–1800

De ach­ter­grond bij dit onder­werp is te vin­den op blad­zij­de 319 van het hand­boek, in hoofd­stuk 9 ‘De Engel­se, Ame­ri­kaan­se, Fran­se en Neder­land­se revo­lu­tie in ver­ge­lij­kend per­spec­tief’, geschre­ven door Anton van de San­de en Leo Wessels:

De laat­ste decen­nia wordt des­al­niet­te­min juist het sterk ver­an­der­de ide­o­lo­gi­sche kli­maat aan de voor­avond van de revo­lu­tie als een der belang­rijk­ste aan­kno­pings­pun­ten beschouwd om de bete­ke­nis van de Fran­se Revo­lu­tie te kun­nen dui­den. His­to­ri­ci sig­na­leer­den in het der­de kwart van de acht­tien­de eeuw de opkomst van een nieu­we ‘poli­tie­ke cul­tuur’, een begrip dat aan de poli­ti­co­lo­gie is ont­leend. Het gaat daar­bij om de sub­jec­tie­ve dimen­sie van het poli­tie­ke sys­teem, de manier waar­op tegen de poli­tie­ke rea­li­teit werd aan­ge­ke­ken en over idee­ën als vrij­heid, tole­ran­tie, des­po­tis­me en demo­cra­tie werd gespro­ken. Een opval­len­de ver­an­de­ring van de poli­tie­ke cul­tuur in deze peri­o­de betrof de toe­na­me van publie­ke debat­ten, het­zij via de pers — in pam­flet­ten, schot­schrif­ten, kari­ka­tu­ren, spot­pren­ten en gelei­de­lijk aan ook in de kran­ten — het­zij mon­de­ling in salons en clubs. Open­lijk dis­cus­si­ë­ren over poli­tiek bleef ver­bo­den, maar des­on­danks raak­ten nu zowel de bur­ge­rij als het gewo­ne volk steeds meer ver­trouwd met een nieu­we, revo­lu­ti­o­nai­re woor­den­schat. Naas­te enke­le suc­ces­rij­ke auteurs was er een groot aan­tal arm­las­ti­ge brood­schrij­vers — de ‘lite­rai­re onder­we­reld’ — die in hun libel­les voor­al de deca­den­te hoge­re gees­te­lijk­heid op de kor­rel namen. De koning bleef door­gaans nog bui­ten schot. Die popu­la­ri­se­ring van de poli­tie­ke ver­to­gen zou ná 1789 haar effect niet mis­sen. Het club­we­zen werd de kern van de revo­lu­ti­o­nai­re orga­ni­sa­tie. In alle lagen van de bevol­king drong het ‘breuk­be­sef’ door. De daar­mee gepaard gaan­de emo­ties wer­den door mid­del van geën­sce­neer­de ‘fees­ten van de revo­lu­tie’ in col­lec­tie­ve banen geleid.

Na het avond­eten, waar­voor we deze keer ein­de­lijk eens de air­fry­er voor de dag heb­ben gehaald die we vórig vorig jaar met de kerst had­den aan­ge­schaft, kon ik het toch niet laten om alvast een begin­ne­tje te maken met het zoe­ken naar rele­van­te lite­ra­tuur met betrek­king tot dit onder­werp. Over uiter­lijk twee weken dien ik de opdracht in te leveren. 


Gene­sis 6

God roept Noah

De aar­de wordt gaan­de­weg bevolkt met steeds meer men­sen. Man­nen en vrou­wen. Voor­al de doch­ters waren erg in trek bij de zonen van de goden. Ondui­de­lijk is het wie dit zijn. De men­sen zelf mis­schien? In ieder geval besloot God rond die tijd dat zijn levens­geest niet in de mens kon blij­ven, want de mens is immers niets meer dan vlees. Als gevolg kon­den men­sen nog maar maxi­maal hon­der­twin­tig jaar oud wor­den. Er wordt ook nog ver­meld dat zolang de zonen van de goden gemeen­schap had­den met de vrou­wen er gigan­ten leef­den op aarde. 

Dan breekt het moment aan dat God onte­vre­den is met zijn schep­ping. De men­sen zijn cor­rupt en hij voel­de zich daar­door diep gekwetst. Er zit niets anders op voor hem dan de gehe­le bevol­king weg te vagen. Inclu­sief het die­ren­rijk. Want hij heeft spijt dat hij dit alle­maal gescha­pen heeft. Tja. 

Alleen Noach vond bij de HEER gena­de. Hij ver­tel­de Noach van zijn plan om de mens­heid en de aar­de te ver­nie­ti­gen, maar gaf hem een gede­tail­leer­de opdracht tot het bou­wen van een ark waar­in hij van elke bestaan­de dier­soort een kop­pel aan boord moest nemen. Oh, en Noach mocht ook zijn vrouw, zijn zonen, en de vrou­wen van zijn zonen mee­ne­men. Plus natuur­lijk vol­doen­de pro­vi­and. Noach deed alles zoals God het hem had opgedragen.

God roept Noah, mozaiek (ca.1218) in Mon­re­a­le kathe­draal te Sicilië

Omdat ik tij­dens de stu­die Alge­me­ne cul­tuur­we­ten­schap­pen regel­ma­tig merk dat eni­ge bij­bel­ken­nis wel han­dig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boe­ken’ begonnen.