Voor de Inleiding cultuurgeschiedenis 2 lees ik de readertekst ‘De beeldvorming Nederland-Spanje voor en na de Vrede van Munster’, een artikel gepubliceerd in het tijdschrift De Zeventiende Eeuw. Er wordt onder ander verwezen naar geuzenliederen waarin het zwartmaken van Spanjaarden tot norm veheven wordt:
De liederen daterend van de jaren zestig van de zestiende eeuw maken melden van bijvoorbeeld ‘Der secten Jesuwijt’, ‘Baals Papen, Babels Religioen’ met ‘haer vermomt versieren’, ‘Chaims ghebroetsel’ en ‘Babels boeleerders’.
Een bladzijde verder lees ik:
In de Nederlandse geuzenliederen bood ‘Marrano’ in de zin van Moor (vgl. de verbastering ‘Moraan’) de mogelijkheid tot associaties met de zwarte, duivelse, heidense, wellustige, luie bewoners van het hete Afrika, de verre nazaten van Noachs vervloekte zoon Cham.
Normaal gesproken zou ik hier overheen gelezen hebben zonder de verwijzing naar ‘Chaims ghebroetsel’ en ‘de verre nazaten van Noach vervloekte zoon Cham’ precies hebben weten te plaatsen. Voor het algemene begrip van de tekst en de beeldvorming met betrekking tot de Spanjaarden is het ook niet essentieel. De context verduidelijkt voldoende de strekking. Maar nu ik al een tijdje regelmatig in de bijbel lees om mijzelf de verhalen eigen te maken, herkende ik nu meteen waarnaar hier verwezen werd. Zie mijn blogpost van 5 januari 2022 om het zelf ook terug te lezen. Het geeft iets van voldoening en het motiveert om verder te blijven lezen in dit lijvige boek.