Inmiddels ben ik begonnen met Inleiding filosofie 2. Het tentamen van deel 1 heb ik onlangs in Nijmegen afgelegd. Voor de uitslag ben ik nog in bange afwachting. Mijn voorbereiding was niet geweldig vanwege tweemaal een onderbreking voor een tripje naar Cluj. Het waren ditmaal ook geen meerkeuze vragen, die me normaal gesproken redelijk goed afgaan. Nu moesten we vijf open vragen beantwoorden en een korte samenvatting van een filosofische tekst (in dit geval eentje van David Hume) schrijven. Het antwoordmodel heb ik intussen door kunnen nemen, en met heel veel geluk zal ik misschien een nipte voldoende weten te scoren, maar dan moet ook wel alles meezitten. We gaan het zien.
In de dagen voorafgaande aan het tentamen, toen ik in versneld tempo de stof aan het doornemen was van de verschillende filosofen die aan bod zouden komen las ik ’s avonds voordat ik ging slapen in het laatste hoofdstuk van Anna Karenina. Zoals ik al eens eerder heb aangegeven gaat het in dit dikke boek niet hoofdzakelijk over Anna. En een van de verhaallijnen heeft als hoofdpersoon Lewin, die getrouwd is met de jongere zus van de vrouw van de broer van Anna. Lang geleden was Lewins vrouw verliefd op graaf Wronski, die uiteindelijk valt voor de charmes van Anna. In het voorlaatste hoofdstuk krijgen we te lezen hoe Anna vergaat (spoiler: tragisch). Daarna zijn we twee maanden verder en zien we hoe het leven zich verder ontrolt, waarbij de focus op Lewin ligt die worstelt met de zin van het leven. Bij de volgende passage aangekomen moest ik natuurlijk meteen denken aan mijn eigen worsteling met de tentamenstof die ik probeerde op ouderwetse manier in mijn geheugen te stampen:
Hij las en dacht, en hoe meer hij las en nadacht, hoe verder hij zich van zijn doel verwijderd voelde. […] Wanneer hij de lange definities volgde van onduidelijke begrippen als geest, wil, vrijheid, substantie en zich opzettelijk verloor in dat doolhof van woorden, waarin de filosofen hem binnenleidden of dat hij zichzelf schiep, had hij het gevoel, dat hij iets begon te begrijpen. Maar hij behoefde deze kunstige gedachtengang maar te vergeten en dan van uit het werkelijke leven terug te keren naar hetgeen hem bevredigd had, toen hij met zijn gedachten de gegeven draad volgde, of plotseling stortte heel dit kunstige bouwwerk als een kaartenhuis ineen […]
Anna Karenina, p.905–906