Man van brandhout

Deze och­tend stond er een doop­plech­tig­heid op het pro­gram­ma. Onze klein­doch­ter (gebo­ren in janu­a­ri van dit jaar) had de eer deze cere­mo­nie te mogen onder­gaan. Het gebeu­ren zou plaats­vin­den in een klein pit­to­resk kerk­je in Elden. Natuur­lijk par­keer­den we onze auto eerst bij de ver­keer­de kerk in het cen­trum en moesten ver­vol­gens als­nog wat haas­ten om de juis­te kerk op tijd te berei­ken. We ble­ken niet de eni­gen te zijn die zich ver­gist hadden.

[foto uit eigen collectie]

Tij­dens de dienst waar veel ruim­te was voor gezang, werd ook een preek voor­ge­le­zen door de dienst­doen­de pre­di­kant of voor­gan­ger (het was een pro­tes­tant­se dienst en ik ben niet zo op de hoog­te van de juis­te func­tie­na­men). Hij put­te uit het Nieu­we Tes­ta­ment en dan met name uit Johan­nes, vers 15 (zover ben ik nog niet geko­men met mijn “bij­bel­stu­die”, dus ik ging er eens goed voor zit­ten) waar ver­teld wordt dat Jezus de ware wijn­stok is en zijn vader de wijn­bou­wer. De gelo­vi­gen zijn de ran­ken die vruch­ten dra­gen. Een meta­foor voor de ver­sprei­ding van het geloof, neem ik aan. 

Op zich een mooi beeld. Maar de man ach­ter de kan­sel ging het voor­al om de ran­ken die geen vruch­ten droe­gen. Die moesten wat hem betrof met wor­tel en tak wor­den uit­ge­roeid. Het was brand­hout, meer niet. De fik erin en weg ermee. Ik keek hem aan en zag klei­ne spet­ter­tjes speek­sel bij zijn mond­hoe­ken en trans­pi­ra­tie op zijn voor­hoofd. Was het van­we­ge de warm­te in de kerk (bui­ten scheen de zon al vol­op) of opwin­ding over al die afval­li­gen die zijn kerk van­daag bevolk­ten om het doop­feest bij te wonen? En over­dreef hij niet een beet­je met dat uit­roei­en en ver­bran­den? Jezus pre­dik­te toch lief­de (als­of ik daar ver­stand van had)?

’s Avonds zocht ik de bewus­te pas­sa­ge op:

‘Ik ben de ware wijn­stok en mijn Vader is de wijn­bou­wer. Iede­re rank aan mij die geen vrucht draagt snijdt hij weg, en iede­re rank die wel vrucht draagt snoeit hij bij, opdat hij meer vruch­ten draagt. Jul­lie zijn al rein door alles wat ik tegn jul­lie gezegd heb. Blijf in mij, dan blijf ik in jul­lie. Een rank die niet aan de wijn­stok blijft, kan uit zich­zelf geen vrucht dra­gen. Zo kun­nen jul­lie geen vrucht dra­gen als jul­lie niet in mij blij­ven. […] Wie niet in mij blijft wordt weg­ge­gooid als een wijn­rank en ver­dort; hij wordt met ande­re ran­ken ver­za­meld, in het vuur gegooid en verbrand.

Johan­nes 15

Het stond er let­ter­lijk. Van­af van­daag zie ik er ook het bezwe­te rode hoofd en het speek­sel in de mond­hoe­ken bij van de man ach­ter de kan­sel die met woe­den­de blik in zijn ogen deze woor­den zowat uit­spuwt over de aan­we­zi­gen in het voor­heen zo pit­to­res­ke kerkje.

Ooit was ik een Man van Hout, nu ben ik gede­gra­deerd tot een Man van Brand­hout en gedoemd voor eeu­wig te bran­den in de hel.