Juda en Tamar — Genesis 38

Omdat ik tij­dens de stu­die Alge­me­ne cul­tuur­we­ten­schap­pen regel­ma­tig merk dat eni­ge bij­bel­ken­nis wel han­dig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boe­ken’ begonnen.

Gene­sis 38

Of het met elkaar ver­band hield is niet dui­de­lijk maar in de tijd dat Jozef door zijn broers ver­kocht wordt, ver­laat een ande­re broer, Juda genaamd, de fami­lie om zich te ves­ti­gen in Adul­lam. Hij trouwt daar met de doch­ter van de Kanaä­niet Sua. Haar naam wordt ver­der niet ver­meld, wel de namen van de zonen die ze baar­de: Er, Onan en Sela.

Er wordt uit­ge­hu­we­lijkt aan Tamar. Omdat Er in de ogen van God slecht was laat God hem ster­ven zon­der dat uit­ge­legd wordt wat er zo slecht was aan Er. Daar­na krijgt Onan de opdracht van Juda om zijn zwa­ger­plicht te ver­vul­len en Tamar zwan­ger te maken. Onan kiest er ech­ter voor alle keren wan­neer hij gemeen­schap heeft met Tamar niet in haar klaar te komen maar zijn zaad op de grond te laten terecht­ko­men. Want de kin­de­ren die hij bij Tamar zou ver­wek­ken zou­den niet als zijn nako­me­lin­gen beschouwd wor­den. Wat ik dan weer niet begrijp. Wel weet ik nu waar het werk­woord ona­ne­ren van­daan komt.

God is van­zelf­spre­kend niet blij met het plichts­ver­za­ken van Onan en laat ook hem ster­ven. Voor Juda is het reden om Tamar terug te stu­ren naar haar vader, bang dat hij is dat ook zijn jong­ste zoon Sela door God om het leven gebracht zou wor­den indien hij gekop­peld zou wor­den aan Tamar. Het excuus: Sela zou nog te jong zijn. Iets wat voor jon­ge meis­jes nooit een belet­sel was om uit­ge­hu­we­lijkt te worden.

Later, wan­neer de vrouw van Juda gestor­ven is en Tamar nog steeds wacht op het moment dat Sela voor nage­slacht komt zor­gen, hoort ze dat Juda in de buurt is op weg naar zijn kud­de scha­pen. Ze besluit ergens op de rou­te plaats te nemen langs de weg. Niet in haar wedu­we­dracht, maar onher­ken­baar met slui­er. Zo wacht zij af tot Juda haar pas­seert. Die denkt dat zij een hoer is en wil gebruik maken van haar dien­sten. Tamar vraagt als onder­pand een snoer met zegel en zijn staf, omdat Juda aan­geeft dat zij een gei­ten­bok­je als belo­ning zou krij­gen. Na de daad gaat Juda ver­der naar zijn kud­de en Tamar naar huis. 

Juda en Tamar (datum onbe­kend), Pie­ter Last­man (1583–1633)

Juda laat een vriend het beloof­de gei­ten­bok­je bren­gen, maar hij kan haar niet vin­den. En nie­mand in de buurt is op de hoog­te van een vrouw die sek­su­e­le dien­sten ver­strekt aan pas­se­ren­de rei­zi­gers op de door­gangs­weg naar Tim­na. Hier­op besluit Juda dat de onbe­ken­de vrouw dan maar zijn snoer met zegel en staf moet hou­den aan­ge­zien ze spoor­loos is.

Als Juda enke­le maan­den later ver­neemt dat zijn schoon­doch­ter zich als hoer ver­momd zwan­ger heeft laten maken, heeft hij niet door dat hij­zelf wel­eens de vader zou kun­nen zijn. Hij geeft opdracht haar de stad uit te bren­gen en te ver­bran­den. Want zo ging dat toen blijk­baar. Tamar laat haar schoon­va­der ech­ter weten dat de vader van haar kind de eige­naar van een snoer met zegel en staf is die ze mee­s­tuurt. Juda her­kent zijn spul­len en snapt hoe de vork in de steel zit. Tamar hoeft ver­brand te worden.

Tamar bevalt van een twee­ling. De vroed­vrouw bindt een rood draad­je om het hand­je dat als eer­ste naar bui­ten komt tij­dens de beval­ling om de twee kin­de­ren uit elkaar te hou­den. Het is ech­ter het ande­re kind dat als­nog als eerst ver­schijnt en de naam Peres krijgt. Dan pas komt het kind met het rode draad­je. Hij wordt Zerach genoemd.