Jozef de dromenduider — Genesis 40

Omdat ik tij­dens de stu­die Alge­me­ne cul­tuur­we­ten­schap­pen regel­ma­tig merk dat eni­ge bij­bel­ken­nis wel han­dig is, ben ik maar weer eens met dit ‘boek der boe­ken’ begonnen.

Gene­sis 40

In de gevan­ge­nis ont­moet Jozef de opper­schen­ker en de opper­bak­ker van de farao omdat bei­den zich schul­dig zou­den heb­ben gemaakt aan een ver­grijp. Jozef wordt gevraagd hen tij­dens het ver­blijf in de gevan­ge­nis te bedienen.

Nadat ze al een tijd in de gevan­ge­nis zit­ten ver­tel­len ze op een och­tend dat ze alle­bei een droom heb­ben gehad. Nie­mand kan uit­leg­gen wat deze dro­men te bete­ke­nen heb­ben maar Jozef vraagt hen of hij het mag proberen. 

Aller­eerst is de beurt aan de opper­schen­ker. Die had gedroomd over een wijn­stok met drie ran­ken die in vol­le bloei ston­den. In zijn droom pluk­te de opper­schen­ker rij­pe drui­ven en maak­te er wijn van die hij aan zijn heer, de farao schonk. Vol­gens Jozef zou de farao over drie dagen gra­tie ver­le­nen aan de opper­schen­ker en zou deze weer in ere her­steld wor­den. Jozef vroeg de opper­schen­ker om goed woord­je bij de farao te doen wan­neer deze vrij zou komen.

Toen was het de beurt aan de opper­bak­ker. In zijn droom droeg hij drie man­den met wit brood, bestemd voor de farao. Maar er pik­ten voort­du­rend vogels aan het brood. Jozef gaf aan dat in dit geval de farao over drie dagen zou beslui­ten om de opper­bak­ker te laten ont­hoof­den om hem ver­vol­gens op te han­gen waar de vogels aan zijn vlees zou­den pikken.

Jozef legt de dro­men uit in de gevan­ge­nis (ca.1816–1817), Frie­d­rich Wil­helm von Scha­dow (1789–1862)

Drie dagen later ble­ken de voor­spel­lin­gen van Jozef uit te komen. De opper­schen­ker kreeg zijn vrij­heid en oude func­tie terug, ter­wijl de opper­bak­ker werd ver­oor­deeld tot de dood. De opper­schen­ker ver­gat ech­ter een goed woord­je voor Jozef te doen.