Bij het ontwaken was het frisjes in mijn kamer. Ik had gisteravond de airco uitgezet (die ook dient om de kamer te verwarmen) omdat ik het altijd zo’n vervelend geluid vind. Nu was de temperatuur binnenskamers flink gezakt omdat het buiten ook niet al te warm was. De weerapp gaf aan dat het ‑17 Celsius was. Morgen zou het zelfs nog kouder worden. Ik schoof de gordijnen op en zag dat gelukkig niet noemenswaardig gesneeuwd had de afgelopen nacht.

Ik wist dat de meeste van mijn collega’s die ook in dit hotel zouden overnachten pas na de middag of tegen de avond zouden arriveren. Daarom besloot ik na het ontbijt een lange wandeling te gaan maken. Eerst ging ik langs bij een grote supermarkt in de buurt om een verbindingsstuk voor mijn opladers te kopen, want die was ik alsnog vergeten in te pakken. Daarna liep ik verder richting de rand van de bebouwde kom. Het hotel ligt dicht bij het Emerson kantoor waar we de rest van de week doorbrengen. Dat is op zich handig, maar ergens ook wel jammer want veel is er hier niet te zien of te doen. Een hotel in het centrum van Boulder is dan beter. Na een klein uurtje lopen had ik het bewoonde gedeelte achter mij gelaten en stond ik aan de rand van een uitgebreid open terrein. Hier waaide de wind op volle kracht en was het ijzig koud. Na nog een half uurtje lopen hield ik het voor gezien en draaide weer om richting hotel. Rond lunchtijd was ik terug. De rest van de middag heb ik op mijn hotelkamer doorgebracht. Wat gelezen in Vallende ouders, werkmail weggewerkt en documentatie doorgenomen voor de workshop. ’s Avonds een hapje gegeten met de collega’s die ingechekt hadden en op tijd naar bed. Vooralsnog geen last van jetlag.


