Gisteren, vrijdag, de dag van de afscheidsdienst, was ik al vroeg wakker. Niet zozeer van de zenuwen omdat ik een stukje zou voorlezen tijdens de dienst, daar keek ik (voorlopig) nog niet tegenop. Ik had goed geslapen. Diep, volgens Inge, want ik had gesnurkt en dat is een teken volgens haar dat ik helemaal van de wereld ben. Je kan dan een kanon naast het bed afschieten en nog zou ik doorslapen.
Na de wake van donderdagavond was ik naar huis gereden met het voornemen nog even een rondje te gaan hardlopen. Al sinds vorige week zondag was ik niet meer geweest. Eenmaal thuis had ik echter geen puf meer. Ik at nog wat en lag voor tien uur in bed. En om vijf uur de volgende ochtend was ik klaarwakker en helemaal uitgerust.
Exact om elf uur arriveerden we bij het crematorium. We hadden besloten om de afscheidsdienst klein en intiem te houden. Vijf jaar geleden bij de crematie van mijn vader was dit noodgedwongen vanwege de lockdown, nu hadden we er bewust voor gekozen. Na afloop bij de koffietafel kregen we complimenten van de broers en zussen van mijn moeder dat ze het erg mooi hadden gevonden. Vooral dat we de laatste jaren waarin zij zienderogen achteruit ging vanwege dementie niet al te nadrukkelijk hadden laten terugkomen konden ze erg waarderen.
Net voor vier uur en het ergste fileleed zijn we weer thuis. Deze keer besluit ik wel een rondje te gaan lopen. Hard zal het niet gaan maar ik wil er even tussenuit. Het duurt niet lang of zweet vermengt zich met tranen. Ik ren en ren en huil en huil. Niemand die ik zie, niemand die het ziet. Als ik bijna thuis ben zijn mijn tranen zo goed als opgedroogd.
Vandaag, zaterdag, heb ik meer moeite met opstaan. Het besef dat mijn ouders er niet meer zijn begint eindelijk in te dalen. Nu is daar alleen nog mijn jongere broer. Gister hebben we elkaar nog eens flink omhelsd en binnenkort zitten we weer bij het crematorium voor de asbestemming. Maar daarna? We zijn allebei niet van de verplichte bezoekjes of telefoontjes, maar ik hoop toch echt dat we elkaar niet te snel uit het oog verliezen.
De dag is gevuld met de typische weekendklussen die gedaan moeten worden en de aandacht afleiden. Dus dat is goed voor nu. Voor ik het doorheb is het vijf uur en ga ik opnieuw een rondje rennen. Ditmaal houd ik het droog (wat tranen betreft, niet het zweet).
Nog een (zon)dag en dan mag ik weer naar kantoor. Ik moet er nog even niet aan denken.
~ ~ ~
Vandaag hoorde ik tijdens de bedrijven door een gedicht van C.O. Jellema, getiteld Zomernacht in de podcast van Boeken FM. Ik werd er meteen door gegrepen toen het voorgelezen werd, en heb de tekst deze avond opgezocht.
Zomernacht
Doe nu die gedachten dicht van je.
Denk nu eens liever niet na over morgen.
Kijk niet steeds weer die bosrand van gisteren
na, bramenplukker die je bent zoals vroeger
maar nu. Maak even geen onderscheid tussen
een wie en hoezo en de kans op anders.
.
Doe in je hoofd uit de lamp, hoor wat er is,
ademt en ritselt, kwaakt in de kikkers.
Leef met je lichaam van nachtwind de koelte.
Geeuw je een gat in het hart en proef het
zo rood al sap van bramen. Wees langzaam
door vogels gezongen het wordende licht.
https://www.groene.nl/podcasts/boeken-fm/afleveringen/s6-smalltalk-eerste-liefde-boekenweek
Geef een reactie