“Wat doe ik hier nog?”
Het was een zinnetje dat vaak terugkwam in de ‘gesprekken’ met ons ma. Waarbij gesprekken tussen aanhalingstekens staat. Want van een gesprek kon je op een gegeven moment niet meer spreken. Ik zei of vroeg iets, en zij reageerde op haar manier. In goede doen door een verhaal op te hangen waar geen touw aan viel vast te knopen. Mits ze verstaanbaar sprak. Want het kon ook dat ze zo binnensmonds en zachtjes mompelde dat het met de beste wil van de wereld niet te verstaan was. Dan knikte ik maar wat ter bevestiging dat ik het begrepen had.
“Was ik maar bij ons vader.”
Ons vader, dat was mijn vader. En ons vader, dat was ook de vader van ons Harold. Ons vader was haar man.
Maar zij sprak altijd over ‘ons vader’, en we wisten altijd wie ze daarmee bedoelde.
Was zij maar bij ons vader. Dat dacht ook ik vaak.
Niet omdat ik haar moe was. Maar ik zag hoe moe zij was. Hoe ze het moe was.
Ze zat haar tijd uit. Wachtend op de dag dat.
De dag dat.
De dag dat we afscheid namen van ons pa, ons vader, had ik niets te zeggen tijdens de dienst. Ik wilde wel maar wist niet hoe. Ik kon mijn gevoelens op dat moment niet onder woorden brengen. Pas nu begrijp ik dat ik kwaad was.
Het was te vroeg. Het voelde oneerlijk. Hij wilde nog zoveel doen. Maar werd meer en meer beperkt in zijn mogelijkheden.
Zelfs het laatste wat hem voor ogen stond werd hem niet gegund. Er zijn voor ons ma.
En het scheelde niet veel of de lockdown had er voor gezorgd dat ons ma er niet eens voor hem kon zijn. Bij hem kon zijn.
“Voor mij hoeft het niet meer.”
Al die tijd heb ik het nooit vreemd gevonden dat ons ma er niet meer wilde zijn. Ik kon er ook niet kwaad om worden. Want ik zag het niet als dat wij niet voldoende voor haar waren. Er was een groot verlies in haar, een gemis dat allesoverheersend was en haar van binnenuit verteerde.
Tijdens de voorbereiding voor deze dienst werd de vraag gesteld hoe wij het leven van ons ma zouden samenvatten. Of karakteriseren. We zaten een tijdje met de mond vol tanden, maar gaandeweg werd ons duidelijk dat het niet zo moeilijk was. Het keek ons recht aan.
“Ik mis hem zo.”
Toen ons ma en ons pa elkaar gevonden hadden begon in mijn ogen hun leven. Hun echte leven. Ze trouwden, kregen kinderen, kochten een huis, zagen hun kinderen uitvliegen en bleven samen. Ze konden niet zonder elkaar.
Ja, ze gingen door dalen. Het was niet altijd pais en vree. Maar ze kwamen er ook weer uit. En op de goede momenten zag je dat ze gelukkig waren met elkaar. Dat ze elkaar lief hadden. Voor mij is het daarom veel makkelijker om vandaag hier wel te staan. Omdat ik er nu verzoening mee heb. Voldoening zelfs. Omdat ik weet dat ze weer bij elkaar zijn.
En ik weet ook waar.
Het orkest zet in, ons pa staat op en vraagt ons ma (die net binnenkomt) ten dans en ik zie het geluk, de eeuwige liefde.

Een liefdevolle herinnering aan
Annie Pellenaars – van Vegchel
14 april 1941 – 9 mei 2025
nu weer samen met
Piet Pellenaars
4 april 1936 – 15 mei 2020
Men moet niet treuren om wat niet meer is
maar gelukkig zijn om wat is geweest
Tekst door mij voorgelezen tijdens de afscheidsdienst van mijn moeder Annie Pellenaars.
De muziek is van de band Me and my Friends, en de titel van het lied is Sometime => Link naar Apple Music
Laat een antwoord achter aan peter pellenaars Reactie annuleren